zondag 5 september 2010

Corneille : de bipolaire fabelmaker

De Nederlandse schilder Corneille is op 88-jarige leeftijd overleden. Guillaume Cornelis van Beverloo, zoals zijn officiële naam luidde, werd in 1922 geboren te Luik als kind van Nederlandse ouders. Als schilder was hij voornamelijk een autodidact. Tijdens de oorlog leerde hij Karel Appel kennen in wie hij meteen een geestesgenoot ontdekt. Samen met Appel en Constant (Nieuwenhuys) trok hij naar Parijs wat op dat moment het mekka van de avant-garde in de kunst was. Van Beverloo ging vanaf dan uitsluitend door het leven als Corneille (Frans voor 'kraai'). In Parijs richtten de drie in 1948 de Experimentele Groep op - op de foto rechtsonder zijn ze in die periode te zien, vlnr Constant, Appel en Corneille. Wat later ging deze over in Cobra toen nog een paar Deense en Belgische schilders zich bij hen aansloten. Cobra zette zich af tegen het op dat moment nog heersende strakke modernisme van Piet Mondriaan en koos resoluut voor het ongebreidelde experiment. Bij Cobra sloten zich ook nog een pak Nederlandse en Vlaamse experimentele dichters aan waaronder Hugo Claus, Lucebert, Simon Vinkenoog en nog andere latere Vijftigers. Corneille zei in een interview over Cobra: "Wij waren net als vitaminepillen voor de kunst na de oorlog. Dat had het wel nodig."

Onderling verschilden de experimentele schilders nogal van elkaar. Karel Appel was de man van het ruige expressionisme, Corneille was meer een lyrische, vitalistische schilder. Grote invloeden op zijn werk waren Joan Miro, Henri Matisse en de dichter Charles Baudelaire. Corneille maakte vele reizen, vooral naar tropische landen en het was de woekerende natuur van die landen die hem inspireerde, of zoals hij zich uitdrukte over zijn bezoek aan de paleistuinen van Boedapest in een brief uit 1947 die je als zijn intentieverklaring zou kunnen lezen: "De vogels, de vlinders, de bijen, alles vloog, dwarrelde, buitelde en danste een wilde dans. De natuur ontplooide zich in haar enorme vitaliteit, de mensch waakte niet meer, zij mocht haar gang gaag." Corneille schilderde in een figuratieve stijl met enorme kleurexplosies van rood, geel en groen. Zijn werk is sensueel en zelfs erotisch met het wulpse vrouwenlichaam als vaste dada. Een aantal steeds weerkerende figuren zijn de ontblootte vrouw, de kat als bewaker van de kuisheid, en vooral de vogel als symbool van de bevrijding van het aardse en ook als bespieder en gesprekspartner. Zijn schilderwerk beschouwde hij als het maken van fabels, met de gretigheid van iemand die zijn ogen voor het eerst gebruikt. Voor sommigen was Corneille's techniek toch iets té rudimentair. Opmerkingen als "dat kan mijn 8-jarig zoontje ook" waren geregeld te horen bij bezoekers van zijn exposities.

Sinds de jaren '80 ging Corneille ook stropdassen, beddelakens en andere spullen met zijn schilderwerk op in massaproductie verkopen wat hem van sommige collega's de kritiek bezorgde dat hij veel te plat commercieel bezig was. Met waar het echt om ging, namelijk zijn doeken, was hij al sedert de jaren '50-'60 internationaal doorgebroken en een grote naam geworden. Op een veiling in 2006 werd een voorlopig recordbedrag voor een Corneille neergeteld toen het schilderij Au sein de désert, il y a encore de la place pour les yeux (1949) voor €281.000 onder de hamer ging. Alhoewel Corneille bekend staat als één van die zeldzame kunstenaars wiens werk optimistisch en zelfs vrolijk van inslag is, sukkelde de schilder zijn hele leven met een bipolaire stoornis. De laatste jaren was hij veel meer depressief dan manisch geweest. In 2005 moest hij een tijd worden opgenomen in een psychiatrische kliniek. De altijd al bijzonder productieve Corneille bleef wel tot kort voor zijn dood actief. Zijn laatste kunstwerken waren enkele sculpturen die hij in 2009 maakte voor de Olifantenparade in Amsterdam, de zogenaamde Corneillefanten. Met Corneille is, na Karel Appel en Constant, nu ook de laatste van het triumviraat der experimentelen, de belangrijkste vertegenwoordigers van de naoorlogse Nederlandse schilderkunst, heengegaan. Het is natuurlijk vooral zijn artistieke nalatenschap die de eeuwigheid zal ingaan, waarvan hieronder enkele voorbeelden.



















Au sein de désert, il y a encore de la place pour les yeux
(1949)




















Femme et oiseau
(1979)


















Corneillefant
(2009)

Geen opmerkingen: