zaterdag 22 augustus 2009

Ernest Levy : Worstelen met de kampen

De meeste mensen mogen al van geluk spreken als ze levend uit één concentratiekamp kwamen. Ernest Levy overleefde het zevenvoud en het zou hem de rest van zijn leven voor existentiële vragen stellen.
Levy werd in 1925 geboren in een Joods-orthodoxe familie in Bratislava, toen nog in Tsjechoslowakije. In de jaren '30 stak het Slovaakse fascisme de kop op en in 1938 werden hij en zijn familie in een kamp aan de Hongaarse grens gestopt. De familie Levy kon de grens met Hongarije oversteken omdat vader Levy de Hongaarse nationaliteit had (Levy's moeder was een Nederlandse). In maart 1944 werden de Levys achterhaald door hun Nazi-achtervolgers toen Duitsland Hongarije binnenviel en bezette. Heel de familie kreeg een enkel ticket richting Auschwitz. Het grootste slachthuis van de Endlösung werd een ware hecatombe voor de Levys. Zijn zuster werd vergast, zijn vader en zijn tante kwijnden weg en stierven. Hij moest toezien hoe zijn broers hun eigen graf moesten graven. Op het einde van de rit bleef alleen Ernest over, samen met zijn grootvader. Door de aanstormende pletwals van het Rode Leger werd Levy in de laatste maanden van de oorlog van het ene kamp naar het andere gesluist. Zijn laatste halte was Belsen, waar hij door de Britse troepen gevonden werd op een berg van 13.000 lijken, nog nauwelijks levend.

Levy werd na de oorlog gerepatrieerd naar Bratislava, maar verhuisde naar Budapest, waar hij aan de slag ging als ingenieur en als cantor in wat toen de grootste synagoge van Europa was. In 1960 was hij een volleerd cantor en trok hij naar Tel Aviv, waar hij zijn zang perfectioneerde. Zijn laatste emigratie bracht hem naar het Schotse glasgow, waar hij de rest van zijn leven zou blijven.

Levy schreef twee memoires: Just One More Dance (1998) en The Single Light (2007). Dat laatste boek mocht hij voorstellen in het Schotse parlement. Hij herinnerde zich nog goed hoe hij Auschwitz binnenreed; het bord aan de ingang was voor hem de ingang naar 'a world of evilness beyond description. We poured out like a sack of potatoes, one on top of another. The reality was that we had arrived in Hell. There you ceased to be a person, you were reduced to a number, totally dehumanised. The stench was lying on your chest and tore your lungs apart.'

Zoals zovelen na hem, worstelde hij met de vraag waar God was toen hij in de kampen zat en hoe hij met al het menselijke lijden moest omgaan. Voor Levy was het antwoord dat God steeds bij hem was, 'down in the dust with me.' De cantor hechtte ook een enorm belang aan licht. Tijdens een mars tussen twee kampen smeet een kampbewaker achteloos een leeggegeten blik sardines weg. Levy wist het op te rapen en gebruikte de weinige olie die er nog inzat om een rudimentaire wiek te maken voor een Chanukka-kaars. Hij zou het blik voor de rest van zijn leven bijhouden.

Ernest kwam zijn toekomstige echtgenote, of all places, in Glasgow tegen. Ook zij was een overlevende van de concentratiekampen en in 1965 stapten ze in het huwelijksbootje.

Ernest Levy werd uiteindelijk 84.

Geen opmerkingen: